Column Marcel Schoemaker: Nea mear heve

De lente ligt alweer op de loer. De grijze winter bijna voorbij. En wie de afgelopen winter op zoek was naar ‘Winterlandschap met schaatsen’ of ‘IJsvermaak’ moest daarvoor naar het Rijksmuseum in Amsterdam of het Mauritshuis in Den Haag. Om daar dat soort taferelen te bewonderen op de schilderijen van de bekende Hollandse schilder Hendrick Avercamp. Terug naar de zestiende eeuw om bevroren water te zien. Zo erg is het natuurlijk ook niet, maar het laatste serieuze werk dateert al wel weer uit de vorige eeuw. Januari 1997 om precies te zijn. En dat serieuze werk kan natuurlijk alleen maar de Elfstedentocht zijn. Wat er daarna met het klimaat gebeurt is, weten we nu zo langzamerhand wel. Het heeft het schaatsen op natuurijs in elk geval geen goed gedaan.
En toch is ie er nog steeds en maak er geen grapjes over: de Koninklijke Vereniging De Friesche Elfsteden. Dat is in Friesland serious business. De vereniging heeft meer dan 32.000 leden en heeft als doel: het bevorderen van de schaatssport en het organiseren van de Elfstedentocht in het bijzonder, indien mogelijk jaarlijks. Stevige draaiboeken worden al een kwart eeuw elk jaar geactualiseerd. Er zijn meer dan twintig rayonhoofden die in hun traject bijvoorbeeld moeten zorgen voor een veilige ijsweg en waar nodig de klúnvoorzieningen.
Maar als eerste natuurlijk voor dat waartoe zij op aarde zijn: dik genoeg ijs. En laat het draaiboek daar nou net niks over zeggen. Zelfs niet over het opsteken van een kaarsje bij alle IJsheiligen. En dus kijken ze jaar in jaar uit naar water van meer dan 15 centimeter diep dat niet bevroren is. Normaal zou een vereniging die al meer dan 25 jaar zijn doel niet haalt, zijn opgeheven. Maar het blijven Friezen en geen dooien. De Vereniging De Friesche Elfsteden blijft bestaan. Ook al weten de meeste leden: it sil nea mear heve.