Column Marcel Schoemaker: Zo

Carnaval 2025 begon dit jaar vroeg in Stokvissengat. De elf uit Deventer waren er speciaal voor naar Lampengat gereisd met de bus. Ze deden er hun stinkende best en verdienden er een optreden in Dwalmdam mee. Een paar dagen later, carnaval was inmiddels echt aangebroken, wisten de Lampegatters zich weer geen raad van elf met die uit het Stokvissengat. De massa kolkte als vanouds op de tribunes. Conclusie: dit is toch eigenlijk niet mogelijk. Maar dat was het wel. Naast haring was stokvis in de Middeleeuwen jarenlang een product dat de Deventer handelaren in de rijke Hanzeperiode uit Scandinavië haalden. Bergen- en Schonenvaarders werden ze genoemd. Ze werden er rijk mee en de Deventenaar had zijn bijnaam te pakken: stokvis.
Die Hanze is een beetje blijven hangen in de hedendaagse cultuur. Het Sallands als onderdeel van het Nedersaksisch taalgebied. Dat strekt zich uit tot in Denemarken. Nog steeds kan een Nedersaksische Twent in zwaar dialect de weg vragen in Kopenhagen. Krijgt ie beleefd antwoord van de lokale Deen. Ze verstaan elkaar. Ze begrijpen elkaar. Dat zien we terug bij de dit seizoen zo succesvolle adelaars. Op de keper beschouwd is het een geolied Hanzeteam waar we naar kijken. Met veel Vikingen, een enkele Duitser en slimme Nederlanders. Culturen die elkaar al eeuwen lang begrijpen en dat ook op een groen strijdveld tot uitdrukking weten te brengen. Mooi toch? Die hoef je in hun strijd tegen die Bourgondiërs van onder de grote rivieren niet extra te motiveren.
Die beten tweemaal hun tanden kapot op die culinair onmogelijke stokvis. De Hanzeaten uit Deventer deden er hun voordeel mee. Het visseizoen kan niet meer kapot. En als eind april de adelaar ook nog die Alkmaarse vis weet te verschalken, dan is het de rest van het jaar carnaval in Stokvissengat. Ooh oooh, ooh oooh. In Deventer zingen we zo.